Menu

Stotteren

Wat is stotteren?

Stotteren is niet eenvoudig te definiëren. Het is een storing in de ontwikkeling van de spraak. Stotteren omvat zowel waarneembare als niet-waarneembare kenmerken.

Waarneembare kenmerken worden door anderen gehoord of gezien zoals de herhalingen (vb: k-k-k-koffie; de-de-de-de stoel), verlengingen ( vb: het vvvvv-vogeltje) en blokkades (vb ik b-pauze-ben). Maar ook de stopwoordjes, pauzes, klanktoevoegingen en tempowisselingen, ademontregelingen, meebewegingen en spierspanningen in de hals of de rest van het lichaam, behoren hiertoe.

Onder niet-waarneembare kenmerken verstaan we alles wat anderen niet zien of horen. Dit zijn gevoelens (schaamte, angst, frustratie, boosheid, minderwaardigheid, machteloosheid of verdriet), gedachten over het stotteren, over het spreken, over zichzelf en over de omgeving en fysiologische aspecten zoals verhoogde zweetproductie en versnelde hartslag.

Hoe ontstaat stotteren?

Stotteren ontstaat meestal geleidelijk tussen het tweede en vijfde levensjaar, in een periode dat de spraak en taal zich ontwikkelen en dat de communicatieve vaardigheden verworven worden. Stotteren komt meer voor bij jongens dan bij meisjes.

Er zijn verschillende factoren die het ontstaan van stotteren in de hand werken:

  • Genetische aanleg
  • Ontwikkelings- en omgevingsfactoren (uitlokkende en versterkende factoren)
  • Aangeleerd gedrag
  • Temperament

Wanneer is logopedisch advies aangewezen?

Bij ongeveer 5% van alle kinderen treden stotterverschijnselen op. Bij 50-80% van de kinderen die op peuter- en kleuterleeftijd haperen, verdwijnt dit weer vanzelf zonder professionele hulp. Hoe vroeger in de ontwikkeling het stotteren optreedt, hoe meer kans op chroniciteit. Wanneer u als ouder ongerust, gespannen of geïrriteerd bent over het spreken van uw kind is het belangrijk om hulp te zoeken. Hoe eerder het stotteren gesignaleerd en behandeld wordt (vanaf 2 jaar en voor 7 jaar) hoe groter de kans dat het stotteren volledig verdwijnt.

De volgende signalen wijzen er wel op dat een kind meer hapert dan voor zijn leeftijd normaal is en dat er een stotterprobleem kan ontstaan:

  • Veelvuldige herhalingen en/of verlengingen van klanken (vb k-k-k-koffie; vvvvvvogeltje) of woorddelen (lo-lo-lopen, de-de-de stoel); dit verschilt van herhalingen van het hele woord, die bij normaal onvloeiend spreken horen. Ook het veelvuldig invoegen van euh-euh tijdens het spreken wijst op abnormale onvloeiendheden.
  • Spanning en bijbewegingen in het gezicht en/of het lichaam tijdens het spreken bv grimassen, trillingen in mond en kaak, spanning in hals
  • Stijging in toonhoogte en volume om het woord eruit te krijgen
  • Spreekangst: dit kan angst zijn voor een bepaald woord, voor meerdere woorden of zelfs voor bepaalde situaties
  • Vermijdingsgedrag: door de inspanning en schrik kan het kind moeilijkheden gaan omzeilen. Het gaat lange pauzes nemen, andere woorden gebruiken, een zin anders formuleren of informatie weglaten en soms weigert het zelfs om antwoord te geven of iets te zeggen.